Door: Luca van Antwerpen – 24 juni 2024
Heeft de BOA domein II opsporingsbevoegdheid voor een bepaald wettelijk voorschrift? Omdat ik deze vraag met enige regelmaat krijg, heb ik besloten om deze blog te schrijven. In deze blog geef ik uitleg over de opsporingsbevoegdheden van de BOA domein II met betrekking tot de Wet op de economische delicten.
De Domeinlijst
In de bijlage van de Regeling domeinlijst buitengewoon opsporingsambtenaar wordt per domein aangegeven met welke strafbare feiten een BOA belast kan zijn. Een BOA is niet automatisch bevoegd om een bepaald strafbaar feit op te sporen als dat feit genoemd staat in de lijst van het desbetreffende domein. Elk domein begint met een clausule die voorwaarden schept:
De BOA (domeinnaam) is belast met de opsporing van de strafbare feiten in de volgende wettelijke voorschriften voor zover noodzakelijk voor een goede uitoefening van de functie en de daaraan gekoppelde taakomschrijving, tenzij de wet zich daartegen verzet.
De opsporing van de genoemde strafbare feiten moet dus noodzakelijk zijn voor een goede uitoefening van de functie en de daaraan gekoppelde taakomschrijving, tenzij de wet zich daartegen verzet.
Economische delicten en … de niet-economische delicten?
Voorafgaand aan de inwerkingtreding van de Regeling domeinlijst buitengewoon opsporingsambtenaar, stonden de domeinlijsten vermeld in de Beleidsregels buitengewoon opsporingsambtenaar. De lijst van domein II verwees toen op de volgende wijze naar de Wet op de economische delicten:
“De in de artikelen 1 en 1a van de Wet op de economische delicten genoemde wetten en krachtens deze wetten geldende regelgeving (…)”
Toen de domeinlijsten overgeheveld werden van de beleidsregels naar de Regeling domeinlijst buitengewoon opsporingsambtenaar in 2018, stond in de lijst voor domein II het volgende over de Wet op de economische delicten:
“De in de artikelen 1 en 1a van de Wet op de economische delicten genoemde wetten en krachtens deze wetten geldende regelgeving (…)”
Deze formulering gaf ten onrechte de indruk dat de BOA Milieu, Welzijn en Infrastructuur alleen nog bevoegd was voor de met name genoemde wettelijke voorschriften in de artikelen 1 en 1a van de Wet op de economische delicten.
Dat was onwenselijk, want dat zou betekenen dat de BOA’s Milieu, Welzijn en Infrastructuur voor veel minder strafbare feiten opsporingsbevoegdheid hadden. Daarom heeft de Minister de Regeling domeinlijst buitengewoon opsporingsambtenaar in 2019 aangepast. In de lijst voor domein II stond het volgende over de Wet op de economische delicten:
“De in de artikelen 1 en 1a van de Wet op de economische delicten genoemde wettelijke voorschriften, wetten en EU-verordeningen (…)”
Als we deze formulering goed bestuderen, dan zijn BOA’s Milieu, Welzijn en Infrastructuur niet alleen bevoegd voor de met name genoemde wettelijke voorschriften. Maar ook voor de wetten en EU-verordeningen die in artikel 1 en 1a van de Wet op de economische delicten genoemd staan.
In de nota van toelichting heeft de Minister dit uitdrukkelijk vermeld:
“Tot de inwerkingtreding van de Regeling domeinlijsten waren die lijsten nog opgenomen in de Beleidsregels buitengewoon opsporingsambtenaar. De lijst van domein II in paragraaf 7.4 verwees toen op de volgende wijze naar de WED: ‘De in de artikelen 1 en 1a van de Wet op de economische delicten genoemde wetten en krachtens deze wetten geldende regelgeving.’ Die verwijzing beoogde om de boa in domein II niet alleen bevoegd te maken tot het opsporen van de in de artikelen 1 en 1a WED opgesomde economische delicten (zoals artikel 3a van de Visserijwet 1963), maar ook tot het opsporen van eventuele ándere strafbare feiten in de daar genoemde wetten (zoals de overtreding van artikel 55, eerste lid, van de Visserijwet 1963, een niet-economisch delict).
De wijze waarop de beleidsregels verwezen naar de WED is aanvankelijk ongewijzigd overgenomen in de bijlage bij de Regeling domeinlijsten, maar sinds de inwerkingtreding van de eerste wijziging van de bijlage op 1 januari 2019 luidt die verwijzing: ‘De in de artikelen 1 en 1a van de Wet op de economische delicten (WED) genoemde wettelijke voorschriften.’ Die nieuwe formulering, bedoeld als tekstuele vereenvoudiging en niet als inhoudelijke wijziging, suggereert ten onrechte dat alleen de in de artikelen 1 en 1a WED opgesomde economische delicten binnen de reikwijdte van domein II vallen. De onderhavige wijzigingsregeling (zie artikel I, onderdeel b, onder 2) neemt die suggestie weg, door niet alleen te verwijzen naar de in de artikelen 1 en 1a van de Wet op de economische delicten genoemde wettelijke voorschriften, maar ook naar de in die artikelen genoemde wetten. Van de gelegenheid wordt gebruikgemaakt om in de formulering ook expliciet te verwijzen naar de in de artikelen 1 en 1a WED genoemde EU-verordeningen.
In de nieuwe formulering ontbreekt de tot 1 januari 2019 gebruikte toevoeging ‘en krachtens deze wetten geldende regelgeving’. Die toevoeging ontbreekt namelijk ook elders bij de in de domeinlijsten genoemde wetten. Telkens als een domeinlijst een wet of wettelijk voorschrift noemt, omvat die vermelding ook de eventuele krachtens die wet of dat voorschrift gestelde overtredingen. Bij de artikelen 1 en 1a WED blijkt dat overigens ook uit de aanhef van de daarin opgenomen opsommingen: ‘Economische delicten zijn: (…) overtredingen van voorschriften, gesteld bij of krachtens: (…)’.”
Waarom zijn sommige wetten uit de lijst voor domein II geschrapt?
Dat had ermee te maken dat die wetten al genoemd werden in de artikel 1 en/of 1a van de Wet op de economische delicten. Doordat de wet al genoemd werd, en er dus ook opsporingsbevoegdheid was voor de niet-economische delicten uit die genoemde wet, hoefde de wet niet dubbel vermeld te staan in de lijst voor domein II.
Zo werd bijvoorbeeld de Wet dieren uit de lijst geschrapt. Diverse voorschriften uit de Wet dieren zijn als economisch delict aangewezen. Dierenmishandeling daarentegen, wordt niet in de Wet op de economische delicten als economisch delict aangewezen. Toch heeft de BOA Milieu, Welzijn en Infrastructuur opsporingsbevoegdheid voor het strafbare feit dierenmishandeling, omdat hij/zij bevoegd is voor de gehele wet (mits voldaan is aan de voorgenoemde voorwaarden).
De BOA’s van bijvoorbeeld de LID en NVWA hebben dus gewoon opsporingsbevoegdheid voor strafbare feiten zoals dierenmishandeling (een niet-economisch delict).
Tenzij de wet zich daartegen verzet
Aan het begin van deze blog gaf ik aan dat elk domein begint met een clausule. Die clausule eindigt met: “tenzij de wet zich daartegen verzet“.
Een wet zou zich ertegen kunnen verzetten dat een BOA Milieu, Welzijn en Infrastructuur opsporingsbevoegdheid bezit voor enkele strafbare feiten. Dit is het geval als een wet aangeeft dat bepaalde dwangbepalingen (opsporingsbevoegdheden) alleen door bepaalde opsporingsambtenaren uitgevoerd kunnen worden.
De Scheepvaartverkeerswet heeft bijvoorbeeld voorschriften waarin staat dat alleen algemene opsporingsambtenaren (als bedoeld in artikel 141 van het WvSv) een schipper kunnen vorderen om mee te werken aan een ademonderzoek.
In dit geval verzet de wet zich ertegen dat een BOA Milieu, Welzijn en Infrastructuur ademcontroles zou uitvoeren om te controleren of het alcoholgehalte van de schipper hoger is dan de wettelijk toegestane grens. De BOA Milieu, Welzijn en Infrastructuur heeft dus geen opsporingsbevoegdheid met betrekking tot die strafbare feiten.