Door: Luca van Antwerpen, 19 augustus 2022
Vaak zijn handhavers personen die aangesteld zijn als toezichthouder en als opsporingsambtenaar. De regels over het gebruik van een stopteken verschillende aan de hand van in welke functie de handhaver optreedt. In deze blog geef ik uitleg over het gebruik van stoptekens.
1. Toezichthouders
De belangrijkste regels over de bevoegdheden van een toezichthouder staan in de Algemene wet bestuursrecht.
1.1 Bevoegdheden
Volgens artikel 5:19 van de Algemene wet bestuursrecht is de toezichthouder bevoegd vervoermiddelen waarmee naar zijn redelijke oordeel zaken worden vervoerd met betrekking waartoe hij een toezichthoudende taak heeft op de lading te onderzoeken. Ook mag de toezichthouder het voertuig onderzoeken met betrekking tot waartoe hij een toezichthoudende taak heeft.
De toezichthouder is bevoegd de bestuurder van een voertuig te vorderen dat deze zijn vervoermiddel stilhoudt en naar een door hem aangewezen plaats overbrengt. Deze vorderingsbevoegdheid is een zogenaamde steunbevoegdheid om het onderzoek aan de lading van het voertuig mogelijk te maken.
In de Regeling stilhoudingsvordering toezichthouders staan omschreven op welke wijze de vordering tot stilhouden wordt gedaan.
1.2 Wijze van toepassen
Indien de toezichthouder tijdens de vordering gebruik maakt van een auto:
- door een stopteken, bestaande uit een in of aan de auto aangebrachte transparant waarin de aanduiding ’STOP’, al dan niet in combinatie met de aanduiding van de dienst waar de toezichthouders werkzaam is, in rode letters verlicht wordt;
in de overige gevallen:
- van een half uur vóór zonsopgang tot een half uur na zonsondergang: door het opsteken van een stopteken, bestaande uit een ronde witte schijf waaromheen een rode rand, waarin met witte letters in ieder geval de aanduiding ’STOP’ is geplaatst;
- van een half uur na zonsondergang tot een half uur vóór zonsopgang: door het verticaal op en neer bewegen van een rood lichtsein dat is aangebracht in het midden van het in onderdeel 1° bedoelde stopteken.
De vordering tot stilhouden kan ook worden gedaan op een van de in artikel 82 van het Reglement Verkeersregels en Verkeerstekens 1990 genoemde wijzen. Volgens dat artikel zijn weggebruikers verplicht de aanwijzingen op te volgen die mondeling of door middel van gebaren worden gegeven door de daartoe bevoegde en als zodanig kenbare ambtenaren. Bij het geven van aanwijzingen door middel van gebaren wordt, voor zover mogelijk, de in bijlage II vastgestelde aanwijzingen gegeven. Zie bijvoorbeeld het algemene stopteken of het stopteken dat van voren nadert.
1.3 Medewerkingsverplichting stilhoudingsvordering
Volgens artikel 5:20 van de Algemene wet bestuursrecht is een ieder verplicht aan een toezichthouder binnen de door hem gestelde redelijke termijn alle medewerking te verlenen die deze redelijkerwijs kan vorderen bij de uitoefening van zijn bevoegdheden. Indien de toezichthouder de bevoegdheid heeft tot het doen van een stilhoudingsvordering is een ieder verplicht daar gehoor aan te geven.
1.4 Subsidiariteitsbeginsel
De lading mag slechts worden onderzocht als met het vervoermiddel «naar zijn redelijk oordeel» zaken worden vervoerd met betrekking waartoe de toezichthouder een toezichthoudende taak heeft. Op deze wijze is een expliciete uitwerking gegeven aan het evenredigheidsbeginsel.
Als het toezicht op een andere wijze dan door stilhouding en/of overbrengen even doelmatig kan worden uitgeoefend, dan moet de toezichthouder het toezicht op die andere wijze uitoefenen. Zo zal het belang van uitoefenen van steekproefsgewijs toezicht op de naleving van wettelijke voorschriften niet het ophouden van onderweg zijnde bestuurders rechtvaardigen, indien het benodigde toezicht even zo goed of zelfs beter op andere wijze kan worden uitgeoefend.
2. Opsporingsambtenaren
De belangrijkste regels over het gebruik van opsporingsbevoegdheden door opsporingsambtenaren staan in het Wetboek van strafvordering.
2.1 Het stopteken ter staande- of aanhouding
Het Wetboek van strafvordering kent geen regels op grond waarvan de rijdende verdachte verplicht is om te stoppen als het stopteken gericht is op diens staande- of aanhouding. Een stopteken ter staande- of aanhouding is geen stopbevel en de verdachte mag straffeloos doorrijden, ook al wordt een officieel stopteken gebruikt. Het is de opsporingsambtenaar wel toegestaan om, ter staande- of aanhouding, een stopteken aan de rijdende verdachte te geven (Hoge Raad 12 november 2002, ECLI:NL:HR:2002:AE9028, rechtsoverweging 4.3).
2.2 Het stopteken ter inbeslagneming
Volgens artikel 96b van het Wetboek van strafvordering is, in geval van ontdekking op heterdaad of in geval van verdenking van een misdrijf als omschreven in artikel 67, eerste lid van dat wetboek, iedere opsporingsambtenaar bevoegd om de bestuurder van een vervoermiddel te vorderen dat hij het vervoermiddel tot stilstand brengt ten einde het voertuig te doorzoeken ter inbeslagneming. De opsporingsambtenaar is bevoegd om het vervoermiddel vervolgens naar een daartoe door hem aangewezen plaats over te brengen of door de bestuurder te laten overbrengen.
De vorderingsbevoegdheid van artikel 96b, tweede lid is een zogenaamde steunbevoegdheid teneinde de doorzoeking ter inbeslagneming mogelijk te maken. De vordering mag niet gebruikt worden om een rijdende verdachte staande- of aan te houden. Het opzettelijk niet voldoen aan de vordering is strafbaar volgens artikel 184 van het Wetboek van strafrecht (kamerstukken II 1992/93, 23251, nr. 3, p. 21).
2.3 Wijze van toepassen
In het Wetboek van strafvordering staan geen regels op welke wijze het stopbevel moet worden gegeven. De vordering is “vormvrij”. Om een antwoord te geven op de vraag hoe een stopbevel gegeven moet worden kunnen we kijken naar andere wetgeving.
Er kan gebruikt gemaakt worden van de in het Reglement verkeersregels en verkeerstekens 1990 erkende stoptekens (artikelen 82-83), maar dat is niet verplicht. Er zal sprake moeten zijn van ‘een algemeen als duidelijk beschouwde uiting door woord of gebaar, dat stilhouden wordt gevorderd’ (Hoge Raad, 30 maart 1914).
2.4 Vervolging negeren stopteken op basis van artikel 184 WvSr
Wanneer een opsporingsambtenaar een stopteken geeft is vaak niet duidelijk op basis van welke wettelijke grondslag het stopteken gegeven wordt. Bijvoorbeeld:
- Wordt het stopteken gegeven ten einde de verdachte staande- of aan te houden? (artikel 52 WvSv, doorrijden niet strafbaar);
- Wordt het stopteken gegeven ten einde een vervoermiddel te doorzoeken ter inbeslagneming? (artikel 96b WvSv, doorrijden strafbaar op grond van artikel 184 WvSr);
- Wordt het stopteken gegeven om de lading te onderzoeken? (artikel 23 WED, doorrijden strafbaar op grond van artikel 26 WED).
Volgens jurisprudentie van de Hoge Raad dient de grondslag, dus het doel van het stopteken, tijdens de tenlastelegging kenbaar gemaakt te worden.