Home » Knowledge Base » Handhaving Wet op de economische delicten door BOA’s domein I

Handhaving Wet op de economische delicten door BOA’s domein I

Door: Luca van Antwerpen – 25 februari 2022

Dit artikel is bedoeld voor BOA’s domein I. In dit artikel geef ik uitleg over de Wet op de economische delicten en enkele strafbare feiten waarvoor de BOA domein I opsporingsbevoegd (kan) zijn.

De Wet op de economische delicten:

De WED is een wet die kort na de tweede wereld oorlog tot stand is gekomen. Het doel van de wet is het bevorderen van de opsporing, vervolging en berechtiging van handelingen die schadelijk zijn voor het economische leven. De WED maakt een onderscheid tussen sociaaleconomische delicten (artikel 1) en economische milieudelicten (artikel 1a).

Economische delicten:

Economische delicten zijn overtredingen van voorschriften bij of krachtens wetten genoemd in artikel 1 en artikel 1a WED. Daarnaast zijn economische delicten de delicten genoemd in artikel 26, 33 en 34 WED.

Misdrijf / overtreding:

Aan de hand van artikel 1 en 1a van de WED kan er vastgesteld worden of er sprake is van een economisch delict. In artikel 2 WED wordt een indeling gemaakt van de economische delicten door deze te verdelen tussen misdrijven en overtredingen. In artikel 6 WED wordt aangegeven wat de strafmaximum is.

Artikel 1 en artikel 1a WED zijn onderverdeeld in rubrieken. Artikel 1 WED bevat 5 rubrieken en artikel 1a WED bevat 3 rubrieken. In artikel 2 WED wordt per rubriek aangegeven wanneer er sprake is van een misdrijf of overtreding.

Artikel 2, lid 1:
Economische delicten bedoeld in artikel 1, onder 1 en 2, en artikel 1a, onder 1 en 2, zijn misdrijven, voor zover zij opzettelijk zijn begaan. Als er geen opzet is dan is het een overtreding.

Artikel 2, lid 3:
De economische delicten bedoeld in artikel 1, onder 3, zijn misdrijven of overtredingen wanneer de wet het economische delict aan wijst als misdrijf of overtreding.

Artikel 2, lid 4:
De economische delicten, bedoeld in artikel 1, onder 4, en artikel 1a , onder 3, zijn overtredingen.

Artikel 2, lid 5:
De economische delicten, bedoeld in artikel 1, onder 5, zijn misdrijven.

Straffen:

In artikel 6 WED staan de straffen vermeld. Aan de hand van de rubrieken wordt de maximale straf aangegeven.

In geval van een misdrijf, dat een economisch delict is, genoemd in artikel 1, onder 1, of artikel 1a, onder 1, wordt gestraft met een gevangenisstraf van maximaal 6 jaar, een taakstraf of een geldboete van vijfde categorie.

In geval van andere misdrijven is de gevangenisstraf ten hoogste 2 jaar, een taakstraf of een geldboete van vierde categorie. Als de verdachte een gewoonte heeft gemaakt van het plegen van een misdrijf dan is de maximale gevangenisstraf 4 jaar, een taakstraf of een geldboete van vijfde categorie.

In geval van een overtreding, dat een economisch delict is, genoemd in artikel 1, onder 1, of in artikel 1a, onder 1, wordt gestraft met een hechtenis van maximaal een jaar, taakstraf of geldboete van de vierde categorie.

In geval van een andere overtreding wordt er gestraft met een hechtenis van maximaal 6 maanden, een taakstraf of een geldboete van vierde categorie.

Als het economische voordeel met het plegen van het economische delict hoger is dan van de maximale geldboete die opgelegd kan worden, dan kan de geldboete opgelegd worden in de van de naast hogere categorie. Dit geldt onverminderd artikel 23 van het Wetboek van strafrecht. Daarnaast kunnen er bijkomende straffen (vermeld in artikel 7 WED) en maatregelen (vermeld in artikel 8 WED) worden opgelegd.

Voorlopige hechtenis:
Voorlopige hechtenis is toegestaan voor misdrijven als omschreven in artikel 67, eerste lid van het Wetboek van strafvordering. Het gaat hier onder andere om misdrijven waar naar wettelijke omschrijving een gevangenisstraf van 4 jaar of meer is gesteld.

Op de navolgende misdrijven uit de WED is voorlopige hechtenis toegestaan:

  • De misdrijven genoemd in artikel 1, onder 1, en artikel 1a, onder 1;
  • De overige misdrijven als de verdachte een gewoonte gemaakt heeft van het plegen van die misdrijven.

Gebruik bevoegdheden:

Om de bevoegdheden uit de WED toe te passen hoeft er geen sprake te zijn van een verdenking zoals bedoeld in artikel 27 van het Wetboek van strafvordering. De bevoegdheden uit de WED mogen worden aangewend wanneer er sprake is van een aanwijzing dat een economisch voorschrift niet is nageleefd.

Zijn er aanwijzingen, dat een economisch voorschrift niet is nageleefd, dan brengt het belang van de opsporing mee dat (…) wordt nagegaan waar zich in concreto een overtreding voordoet” (Kamerstukken II 1968/69 9608, nr. 5, p. 2).

Daarnaast mogen deze bevoegdheden ook aangewend worden tegen personen die niet als verdachte zijn aangemerkt in de zin van artikel 27 van het Wetboek van strafvordering. De bevoegdheden mogen aangewend worden wanneer er sprake is van een aanwijzing dat een economisch voorschrift niet is nageleefd en de uitoefening van de bevoegdheid redelijkerwijs noodzakelijk is voor de vervulling van de taak.

Bevoegdheden:

Volgens artikel 25 WED geldt voor de opsporing van economische delicten de bepalingen uit het Wetboek van strafvordering, tenzij de WED of een in artikel 1 of artikel 1a genoemde wet anders bepaald.

In hoofdstuk III WED staan regels over de opsporing. Ik ga de regels per artikel toelichten.

Artikel 17 (aanwijzing opsporingsambtenaren)
In dit artikel wordt aangegeven welke opsporingsambtenaren belast zijn met de opsporing van economische delicten. Dat zijn:

  • Officieren van justitie
  • De Politie
  • Aangewezen militairen van de Koninklijke marechaussee
  • Opsporingsambtenaren van bijzondere opsporingsdiensten
  • Aangewezen ambtenaren (BOA’s)
  • Aangewezen ambtenaren van de Douane

In dit artikel wordt tevens bepaald dat alle opsporingsambtenaren belast met de opsporing van economische delicten tevens belast zijn met de opsporing van de economische delicten genoemd in artikel 26, 33 en 34.

Daarnaast geeft dit artikel de opdracht om in de Staatscourant mededeling te doen van het besluit om aangewezen ambtenaren te belasten met de opsporing van economische delicten. Op basis van dit artikel zijn ongeveer 250 besluiten genomen om aangewezen ambtenaren te belasten met de opsporing van economische delicten.

Artikel 18 (in beslagname)
Dit artikel geeft opsporingsambtenaren de bevoegdheid om voorwerpen in beslag te nemen voor zover dit nodig is voor de vervulling van hun taak. Daarnaast krijgen zij ook de bevoegdheid om de uitlevering te vorderen van voorwerpen die vatbaar zijn voor in beslagname.

Vatbaar voor in beslagneming zijn:

  • Alle voorwerpen die kunnen dienen om de waarheid aan de dag te brengen;
  • Alle voorwerpen die kunnen dienen om wederrechtelijk verkregen voordeel aan te tonen;
  • Alle voorwerpen waarvan de verbeurdverklaring of onttrekking aan het verkeer bevolen kan worden.

Artikel 19 (inzage gegevens en bescheiden)
Dit artikel geeft opsporingsambtenaren de bevoegdheid om in het belang van de opsporing de inzage te vorderen van gegevens en bescheiden, voor zover dat redelijkerwijs voor de vervulling van hun taak nodig is. Zij mogen van die gegevens en bescheiden kopieën maken. Wanneer het maken van kopieën niet ter plaatse kan geschieden, zijn zij bevoegd de gegevens en bescheiden voor dat doel voor korte tijd mee te nemen. Wanneer gegevens en bescheiden mee genomen worden moeten zij een schriftelijk bewijs voor afgeven.

Verschil WED / AWB:
De Algemene wet bestuursrecht geeft toezichthouders de bevoegdheid om de inzage te vorderen van zakelijke gegevens en bescheiden. De Wet op de economische delicten geeft de bevoegdheid om in het belang van de opsporing de inzage te vorderen van gegevens en bescheiden voor zover dat redelijkerwijs noodzakelijk is voor de vervulling van de taak.

In het bestuursrecht mag alleen de inzage van zakelijke gegevens en bescheiden gevorderd worden. In het economische strafrecht mag de inzage van alle gegevens en bescheiden gevorderd worden.

Wilsafhankelijk/wilsonafhankelijk:
Bij een vordering van gegevens en/of bescheiden kunnen enkel wilsonafhankelijke materialen gevorderd worden. Het vorderen van gegevens/bescheiden die afhankelijk van de wil van de verdachte bestaan leidt tot een schending van het recht op een eerlijk proces.

Onder wilsonafhankelijk materiaal wordt verstaan:
‘materiaal dat weliswaar onder dwang is verkregen maar bestaat onafhankelijk van de wil van de verdachte’

Artikel 20 (toegang elke plaats)
In dit artikel krijgen opsporingsambtenaren de bevoegdheid om in het belang van de opsporing toegang elke plaats te betreden als dat nodig is voor de vervulling van hun taak.

De Algemene wet op het binnentreden is hier nog steeds van toepassing. Wanneer de opsporingsambtenaar zonder toestemming van de bewoner een woning binnen treedt dan behoeft hij daarvoor een machtiging van de Officier van Justitie.

Artikel 21 (zaken onderzoeken, openen en monsters nemen)
Dit artikel geeft opsporingsambtenaren de bevoegdheid om in het belang van de opsporing zaken te onderzoeken, aan openingen te onderwerpen en daarvoor monters te nemen als dat redelijkerwijs nodig is voor de vervulling van hun taak. Zij mogen verpakkingen openen. Als er een monster wordt genomen dan nemen zij op verzoek van een belanghebbende een tweede monster, tenzij bij wettelijk voorschrift anders is bepaald.

Onderzoeken:
In de wet wordt niet aangegeven wat er wordt verstaan met “onderzoeken”. Volgens de Hoge Raad wordt onder doorzoeken verstaan alle verdergaande ambtsverrichtingen dan zoekend rondkijken. Dit betekent dus dat in het kader van ‘onderzoeken’ maximaal zoekend mag worden rondgekeken (ECLI:NL:HR:2010:BO8202).

Artikel 22 (vervallen)

Artikel 23 (onderzoek vervoermiddelen)
Dit artikel geeft opsporingsambtenaren de bevoegdheid om in het belang van de opsporing vervoermiddelen te onderzoeken. Zij mogen de vervoermiddelen onderzoeken op de naleving van voorschriften bedoeld in de artikelen 1 en 1a WED. Zij mogen tevens de lading van de vervoermiddelen onderzoeken en de inzage vorderen van wettelijk voorgeschreven bescheiden als dat nodig is voor de vervulling voor hun taak.

De opsporingsambtenaren mogen de bestuurder van een voertuig of de schipper van een vaartuig vorderen dat zij hun vervoermiddel stilhoudt en naar een door hen aangewezen plek overbrengen als dat nodig is voor de vervulling voor hun taak. Als er een strafbaar feit wordt vastgesteld dan komen de kosten voor het overbrengen ten laste van de betrokkene.

Deze bevoegdheden mogen tevens gebruikt worden bij een persoon die zaken vervoerd.

Artikel 23a (overige ambtenaren)
In de artikelen 18 tot en met 23 wordt gesproken over opsporingsambtenaren. In dit artikel wordt aangegeven dat voor voorgenoemde bevoegdheden ook gebruikt kunnen worden door bepaalde opsporingsambtenaren die niet genoemd zijn in artikel 17.

Artikel 24 (grondslag Besluit stoptekens NVWA op de openbare weg en te water 2013)
Dit artikel biedt de grondslag voor de Minister van (Veiligheid en) Justitie om in overleg met een andere Minister regels te stellen omtrent de wijze waarop de vordering tot stilhouden wordt gedaan. Op grond van dit artikel is het Besluit stoptekens NVWA op de openbare weg en te water 2013 vastgesteld). Daarnaast geeft dit artikel de bovengenoemde Ministers de bevoegdheid om te besluiten dat er op land- en vaarwegen versperringen worden aangebracht om te verzekeren dat er sprake is van een richtige opsporing van economische delicten.

Artikel 24a (medewerkingsverplichting)
Dit artikel geeft een ieder de verplichting om medewerking te verlenen aan opsporingsambtenaren. Deze medewerking moet verleend worden door een door de opsporingsambtenaar gestelde redelijke termijn.

Daarnaast geeft dit artikel opsporingsambtenaren de bevoegdheid om op kosten van de overtreder te handelen wanneer er geen gehoor wordt gegeven aan de medewerkingsverplichting als dat nodig is voor de vervulling van hun taak.

Artikel 25 (voorrang Wet op de economische delicten)
Dit artikel geeft aan wanneer de bepalingen uit het Wetboek van strafvordering of de Wet op de economische delicten gelden. Er wordt aangegeven dat het Wetboek van strafvordering geldt, tenzij de Wet op de economische delicten of een wet genoemd in artikel 1 of artikel 1a anders bepaald.

Artikel 26 (strafbaarstelling niet voldoen vordering)
Volgens dit artikel is het strafbaar om opzettelijk niet te voldoen aan een vordering krachtens de Wet op de economische delicten. Daarnaast wordt er aangegeven dat het niet voldoen aan die vordering een economisch delict is.

Artikel 27 (vervallen)

Niet voldoen vordering:

Het opzettelijk niet voldoen aan een vordering, krachtens enig voorschrift van de Wet op de economische delicten, gedaan door een opsporingsambtenaar, is een economisch delict volgens artikel 26 juncto artikel 1, onder 5o WED. Volgens artikel 2, lid 5 WED is het economische delict een misdrijf.

Vragen is niet vorderen (ECLI:NL:GHARN:2010:BO8474). Aan de betrokkene of verdachte moet duidelijk gemaakt worden dat er een vordering krachtens de WED gedaan wordt en dat het opzettelijk niet voldoen aan de vordering een misdrijf is volgens artikel 26 WED.

Domeinenlijst BOA: domein I:

Aan de hand van de domeinenlijst BOA ga ik de economische delicten uit domein I kort benoemen. De bevoegdheden uit de WED kunnen gebruikt worden voor de opsporing van onderstaande economische delicten.

Geen artikel over de BOA domein I is compleet zonder te vermelden dat de domeinenlijst geen standaard bevoegdheden heeft. In verband met het noodzaakcriterium vraagt een werkgever opsporingsbevoegdheid aan en wordt er middels de taakomschrijving aangegeven welke feiten noodzakelijk zijn voor de vervulling van de taak. Een BOA moet zich dus van te voren altijd bewust zijn over wat er wel of niet in zijn akte van opsporingsbevoegdheid staat.

Afvalstoffenverordening
Artikel 10.23 van de Wet milieubeheer geeft de gemeenteraad de opdracht om in het belang van het milieu een afvalstoffenverordening vast te stellen. In de Afvalstoffenverordening staan ten minste regels met betrekking tot de inzameling en het aanbieden van huishoudelijke afvalstoffen.

Artikel 2.13 Activiteitenbesluit milieubeheer
Het activiteitenbesluit geeft algemene regels voor inrichtingen. In artikel 2.13 staat dat degene die een inrichting drijf zo vaak als nodig etenswaren, verpakkingen, sport- of spelmaterialen, of andere materialen verwijdert die uit de inrichting afkomstig zijn of voor de inrichting zijn bestemd binnen een straal van 25 meter van die inrichting.

Besluit lozen buiten een inrichting
Het Besluit lozen buiten een inrichting geeft algemene regels voor het lozen anders dan vanuit een inrichting. Het besluit bevat een algemeen lozingsverbod, tenzij er sprake is van een uitzondering.

Alcoholwet
De Alcoholwet geeft regels voor de verstrekking en het gebruik van alcoholhoudende drank vanuit een sociaaleconomisch oogpunt.

Tabaks- en rookwarenwet
De tabaks- en rookwarenwet geeft regels ter beperking van het gebruik van tabak en het tegen gaan van hinder voor degene die geen tabak gebruiken.

Visserijwet 1963
De Visserijwet geeft regels op het gebied van de visserij.

Artikel 2.3.6 Vuurwerkbesluit
In het vuurwerk besluit staat een beperking van de toegestane afsteektijden. Het is verboden om vuurwerk (anders dan bedrijfsmatig) tot ontbranding te brengen op een ander tijdstip dan tussen 31 december 18.00 uur en 1 januari 02.00 uur van het daaropvolgende jaar.

Artikel 6.2 lid 1 Waterwet
Het is verboden om stoffen te brengen in een oppervlaktewaterlichaam, tenzij:

  • Een vergunning is verleend door de Minister of een ontheffing van het bestuur van het Waterschap;
  • Daarvoor een vrijstelling is verleend krachtens een AMvB;
  • Er stoffen in zee gebracht worden

De BOA domein I is enkel opsporingsbevoegd voor zover het gaat om overtredingen die een nadelige invloed hebben of kunnen hebben op de leefbaarheid in de publieke ruimte.

Artikel 2.2 Wet algemene bepalingen omgevingsrecht
De BOA domein I kan voor twee onderdelen van dit artikel opsporingsbevoegd zijn. Hij kan namelijk opsporingsbevoegd zijn voor:

  • Zonder vergunning een houtopstand vellen
  • Op een onroerende zaak handelsreclame maken of voeren

Voor meer informatie over het handhaven op een illegale bomenkap mijn eerste artikel “handhaving illegale bomenkap”.

Artikel 13 Wet bodembescherming
Het gaat hier om de zorgplicht uit de Wet bodembescherming. Voor meer informatie zie mijn artikel “Handhaving zorgplicht Wet bodembescherming door BOA’s domein I

De Wet milieubeheer
De BOA domein I kan voor vier verschillende artikelen opsporingsbevoegd zijn:

  • De zorgplicht;
  • Gevaarlijke of bedrijfsafvalstoffen aanbieden bij een persoon die daar niet toe bevoegd is;
  • Geen registratie bij houden over waar de gevaarlijke of bedrijfsafvalstoffen aangeboden worden.

De BOA domein I is enkel opsporingsbevoegd voor zover het gaat om overtredingen die een nadelige invloed hebben of kunnen hebben op de leefbaarheid in de publieke ruimte.

Wet ruimtelijke ordening
Artikel 7.2 Wro biedt de mogelijk om te handhaven in de navolgende gevallen:

  • Wanneer er gehandeld wordt in strijd met een voorbereidingsbesluit (bestemmingsplan/provinciale verordening/AMvB) waar een verbod in staat om het gebruik van gronden of gebouwen te wijzigen zonder omgevingsvergunning.
  • Wanneer een regel krachtens de Wro als overtreding is aangemerkt en artikel 2.1 WABO niet van toepassing is.

De BOA domein I is niet bevoegd om deze feiten op te sporen wanneer:

  • Het feit is begaan in samenhang met andere economische delicten
  • Het feit betrekking heeft op een inrichting in de zin van de Wet milieubeheer

Woningwet
Krachtens de woningwet is onder andere de bouwverordening en het bouwbesluit in werking getreden. De Woningwet biedt de mogelijkheid om te handhaven op overtredingen tenzij:

  • Het feit is begaan met andere economische delicten
  • Het feit betrekking heeft op een inrichting in de zin van de Wet milieubeheer
  • Het feit betrekking heeft op overtreding van het bouw Het feit heeft betrekking op overtreding van het Bouwbesluit 2012 voor zover het de voorschriften inzake het verwijderen van asbest en de aanwezigheid van asbestvezels of formaldehyde betreft.