Door: Luca van Antwerpen – 05 april 2022
Op verzoek van een collega heb ik deze blog geschreven over het uitvoeren van identiteitsfouilleringen door opsporingsambtenaren. In deze blog geef ik een korte uitleg over de bevoegdheid en een kort overzicht van jurisprudentie.
De regels
In artikel 55b van het Wetboek van strafvordering staat dat de aangewezen opsporingsambtenaar bevoegd is een staande of aangehouden verdachte aan zijn kleding te onderzoeken, alsmede voorwerpen die hij bij zich draagt of met zich mee voert te onderzoeken, als dat nodig is voor de vaststelling van de identiteit.
Aangewezen opsporingsambtenaren
In het bovengenoemde artikel wordt aangegeven welke opsporingsambtenaren aangewezen zijn om een identiteitsfouillering uit te voeren. Dat zijn de ambtenaren die zijn aangewezen krachtens artikel 141 van het Wetboek van strafvordering en categorieën personen die door de Minister van Justitie en Veiligheid zijn aangewezen.
De ambtenaren genoemd in artikel 141 van het Wetboek van strafvordering zijn:
- Officieren van justitie
- Politieambtenaren belast met de uitvoering van de politietaak
- Aangewezen militairen van de Koninklijke marechaussee
- Opsporingsambtenaren van een bijzondere opsporingsdienst
Categorieën personen die zijn aangewezen door de Minister
Op 14 december 2004 heeft de Minister van Justitie J.P.H. Donner een aanwijzingsbesluit genomen over welke categorieën personen zijn aangewezen die bevoegd zijn een identiteitsfouillering uit te voeren (Stcrt. 2004, 246). In dat besluit heeft de Minister besloten dat alle buitengewone opsporingsambtenaren belast werden met de opsporing van artikel 447e van het Wetboek van strafrecht.
Daarnaast besloot de Minister dat alle buitengewone opsporingsambtenaren die politiebevoegdheden (krachtens het toen geldende artikel 8, eerste en derde lid van de Politiewet 1993) hadden tevens de bevoegdheid kregen om een identiteitsfouillering toe te passen. De Minister koos daarvoor omdat Buitengewone opsporingsambtenaren die aan de eisen van de RTGB voldeden voldoende opgeleid waren om een identiteitsfouillering toe te passen. De Minister vond het bezwaarlijk dat een buitengewoon opsporingsambtenaar in geval van het niet voldoen aan de identificatieplicht een beroep moest doen op de politie ten behoeve van het opmaken van een proces-verbaal.
Onderzoek aan kleding
In artikel 55b van het Wetboek van strafvordering wordt gesproken over het onderzoek aan de kleding. In het Wetboek van strafvordering wordt echter geen definitie gegeven van onderzoek aan de kleding. In dit geval biedt de wetsgeschiedenis uitsluitsel.
Tijdens het wetgevingsoverleg vroeg tweede kamerlid Niederer (VVD) aan de minister wat er verstaan moest worden onder onderzoek aan de kleding. Hij vroeg zich af of dat onderzoek ook onderzoek in de kleding betekende. Minister van Justitie Korthals antwoorde dat het onderzoek aan de kleding bijzonder grondig mocht zijn. De voering van de jas mag zelfs worden losgehaald, de zomen van de kleding mogen worden losgetornd. Vanzelfsprekend moeten die handelingen wel behoedzaam uitgevoerd worden (Kamerstukken II 2000/01, 26983, nr. 11, p. 13)
Voorwerpen die verdachte bij zich draagt of met zich mee voert
In artikel 55b van het Wetboek van strafvordering krijgen aangewezen opsporingsambtenaren niet alleen de bevoegdheid om een staande of aangehouden verdachte aan zijn kleding te onderzoeken. Zij krijgen ook de bevoegdheid om de voorwerpen die de staande of aangehouden verdachte bij zich draagt of met zich mee voert te onderzoeken, voor zover dat nodig is voor de vaststelling van de identiteit. In de opsporingswereld wordt de afkorting: “jasje, tasje, dashboardkastje” gebruikt.
De opsporingsambtenaar die een verdachte staande houdt of aanhoudt mag een tas, dashboardkast, buddyseat etc. onderzoeken om te zoeken naar een voorwerp dat kan dienen om de identiteit van de verdachte vast te stellen.
Openbaarheid identiteitsfouillering
In artikel 55b, tweede en derde lid worden aanvullende regels gesteld over het uitvoeren van een identiteitsfouillering. Allereerst wordt de voorwaarde gesteld dat het uitoefenen van een identiteitsfouillering alleen in het openbaar uitgeoefend wordt als dat redelijkerwijs nodig is om wegmaking of beschadiging van voorwerpen waaruit de identiteit van die verdachte zouden kunnen blijken, te voorkomen. Maken opsporingsambtenaren toch de keuze om in het openbaar een identiteitsfouillering toe te passen vermelden zij dat in een proces-verbaal. Dat proces-verbaal wordt aan de officier van justitie ter beschikking gesteld.
Rechtmatigheid identiteitsfouillering
Een identiteitsfouillering mag enkel aangewend worden om de identiteit van de staande of aangehouden verdachte vast te stellen. Wanneer de bevoegdheid voor een ander doel wordt gebruikt dan waarvoor het bedoeld is komt er sprake te zijn van misbruik van bevoegdheid. In het strafrecht wordt dit aangeduid als détournement de pouvoir. Het misbruiken van een bevoegdheid kan leiden tot een vormverzuim en daarmee tot bewijsuitsluiting of strafmatiging.
Jurisprudentie
Er is veel jurisprudentie over de identiteitsfouillering. Ik heb echter geen jurisprudentie kunnen vinden over de handeling van het voorwerp uit de kleding halen. Een kort overzicht aan jurisprudentie:
- ECLI:NL:RBROT:2017:10832
Het toepassen van een identiteitsfouillering nadat de identiteit is vastgesteld aan de hand van een politiefoto is onrechtmatig.
- ECLI:NL:HR:2011:BP6043
Een opsporingsambtenaar mag het dashboardkastje van een voertuig onderzoeken.
- ECLI:NLGHSHE:2009:BJ4723
Een opsporingsambtenaar mag het dashboardkastje van een meegenomen voertuig onderzoeken op zoek naar identificerende bescheiden.
- ECLI:NL:RBAMS:2015:5746
Als er geen sprake is van een staande- of aanhouding, mag er geen identiteits- of veiligheidsfouillering toegepast worden.
- ECLI:NL:RBBRE:2006:AZ1238
Een opsporingsambtenaar hoeft niet eerst te vragen of iemand een identiteitsbewijs kan brengen voordat een bevoegdheid genoemd in artikel 55b van het Wetboek van strafvordering toegepast wordt. Tevens mogen opsporingsambtenaren notitieboekjes lezen om te zoeken naar identificerende gegevens.
- ECLI:NL:GHAMS:2021:1784
Onderzoeken tas in het openbaar is onrechtmatig.
- ECLI:NL:GHAMS:2015:1418
Politie mocht kijken in auto voor onderzoek naar de identiteit van de verdachte.
- ECLI:NL:RBDHA:2013:16090
Onbevoegd vorderen van identiteitsbewijs en onrechtmatige doorzoeking auto leidt tot bewijsuitsluiting.
- ECLI:NL:RBBRE:2012:BY1143
Onrechtmatige identiteitsfouillering omdat verdachte ambtshalve bekend was leidt tot bewijsuitsluiting.
- ECLI:NL:GHARN:2011:BP6984
Aanhouding wegens niet tonen identiteitsbewijs na aantreffen identiteitsbewijs onrechtmatig.
- ECLI:NL:RBAMS:2010:BO8474
Identiteitskaart gevraagd, niet gevorderd, vrijspraak van artt. 447e en 180 Sr