Home » Knowledge Base » In beslagneming

In beslagneming

Door: Luca van Antwerpen – 21 maart 2022

Dit artikel is bedoeld voor BOA’s domein I die meer willen weten over inbeslagneming. In dit artikel geef ik uitleg over enkele aspecten van inbeslagneming en benoem ik kort de verschillen tussen het commune straf(proces)recht en het bijzonder strafrecht.

Introductie

In het wetboek van strafvordering staan regels over de opsporing van strafbare feiten. Dit wordt ook wel het ‘commune’ straf(proces)recht genoemd. In bijzondere wetten kunnen afwijkende strafvorderlijke regels staan. Daarom worden die bijzondere wetten ook wel het bijzondere strafrecht genoemd. In deze blog ga ik over beide uitleg geven.

Definities

In artikel 134 van het Wetboek van strafvordering wordt uitgelegd wat er moet worden verstaan onder inbeslagneming. Onder in beslagneming van een voorwerp wordt verstaan het onder zich nemen of gaan houden van een voorwerp ten behoeve van de strafvordering. Hieruit kunnen we opmaken dat inbeslagneming altijd een strafvorderlijk doel moet hebben.

In de artikelen 94 en 94a van het Wetboek wordt een uitputtende opsomming gegeven van voor welke strafvorderlijke doelen voorwerpen in beslaggenomen kunnen worden. Vatbaar voor inbeslagneming zijn alle voorwerpen die kunnen dienen:

  • om de waarheid aan de dag te brengen,
  • om wederrechtelijk verkregen voordeel aan te tonen,
  • ter verbeurdverklaring,
  • ter onttrekking aan het verkeer.

In artikel 94a worden nog 3 gronden voor in beslagneming genoemd. Bij deze gronden gaat het om het recht tot verhaal van:

  • een geldboete
  • ontneming van wederrechtelijk verkregen voordeel
  • een schadevergoeding

De gronden genoemd in artikel 94a van het wetboek laat ik verder onbesproken. Het is niet toegestaan om voor andere doelen een voorwerp in beslag te nemen.

Voorwerpen

Vatbaar voor inbeslagneming zijn voorwerpen. Hieronder wordt begrepen alle (on)roerende zaken, geld, vermogensrechten (zoals vorderingen) en dieren.

Gegevens

Gegevens zijn geen voorwerpen. Gegevensbestanden die bijvoorbeeld in computers of telefoons zijn opgeslagen kunnen niet in beslaggenomen worden. Wel kan de gegevensdrager in beslaggenomen worden en nader onderzocht worden. De doorzoekingsbevoegdheden ter vastlegging van gegevens (artikel 125i e.v.) laat ik verder onbesproken.

Gronden voor inbeslagneming

Waarheidsvinding

De inbeslagneming moet redelijkerwijs kunnen bijdragen aan het aan de dag brengen van de waarheid ter zake van het strafbaar feit waarvan de verdenking bestaat dat het is begaan.

Aantonen wederrechtelijk verkregen voordeel

De rechter kan aan de hand van wettige bewijsmiddelen schatten wat het geldelijke voordeel van de verdachte was met het plegen van het strafbare feit. De voorwerpen die dat voordeel kunnen aantonen kunnen daarvoor in beslaggenomen worden. Ik laat deze grond verder onbesproken.

Verbeurdverklaring

Verbeurdverklaring is een bijkomende straf die beoogt de veroordeelde in zijn vermogen te treffen. Voor verbeurdverklaring moet op het moment van de inbeslagneming redelijkerwijs kunnen worden verwacht.

In artikel 33a van het Wetboek van strafrecht wordt aangegeven welke voorwerpen in aanmerking komen voor verbeurdverklaring. Vatbaar voor verbeurdverklaring zijn:

  • voorwerpen die aan de veroordeelde toebehoren of die hij geheel of ten dele ten eigen bate kan aanwenden en die geheel of grotendeels door middel van of uit de baten van het strafbare feit zijn verkregen;
  • voorwerpen met betrekking tot welke het feit is begaan;
  • voorwerpen met behulp van welke het feit is begaan of voorbereid;
  • voorwerpen met behulp van welke de opsporing van het misdrijf is belemmerd;
  • voorwerpen die tot het begaan van het misdrijf zijn vervaardigd of bestemd;
  • zakelijke rechten op of persoonlijke rechten ten aanzien van de onder a tot en met e bedoelde voorwerpen.

Omdat verbeurdverklaring een bijkomende straf is kan deze alleen uitgesproken worden bij een veroordeling.

Onttrekking aan het verkeer

Het onttrekken van voorwerpen van het verkeer beoogt de maatschappij te beschermen tegen het ongecontroleerde bezit van gevaarlijke of verboden voorwerpen. In de artikel 36c en 36d wordt aangegeven welke voorwerpen vatbaar zijn voor onttrekking aan het verkeer. Vatbaar voor onttrekking aan het verkeer zijn alle voorwerpen:

  • die geheel of grotendeels door middel van of uit de baten van het feit zijn verkregen;
  • met betrekking tot welke het feit is begaan;
  • met behulp van welke het feit is begaan of voorbereid;
  • met behulp van welke de opsporing van het feit is belemmerd;
  • die tot het begaan van het feit zijn vervaardigd of bestemd;

een en ander voor zover zij van zodanige aard zijn, dat het ongecontroleerde bezit daarvan in strijd is met de wet of met het algemeen belang.

Daarnaast zijn vatbaar voor onttrekking aan het verkeer voorwerpen die tijdens het onderzoek worden aangetroffen bij de verdachte waarmee in de toekomst een soortgelijk feit kan worden begaan of voorbereid, of gebruikt kan worden om de opsporing van dat feit te belemmeren.

Kennisgeving

Volgens artikel 94, derde lid van het Wetboek van strafvordering maakt de opsporingsambtenaar een kennisgeving van inbeslagneming op wanneer een voorwerp inbeslaggenomen wordt (ook als deze bevoegdheid toe komt aan de officier van justitie of de rechter-commissaris). De opsporingsambtenaar moet deze kennisgeving zo snel mogelijk aan de hulpofficier van justitie doen toekomen om te laten beoordelen of het beslag moet worden gehandhaafd. Indien mogelijk wordt bij degene bij wie het voorwerp inbeslaggenomen is een bewijs van ontvangst gegeven.

Afstandsverklaring

Vraag altijd aan degene bij wie het voorwerp in beslaggenomen wordt of hij/zij schriftelijk afstand doet van het voorwerp.

Teruggave en bewaring van inbeslaggenomen voorwerpen

In artikel 116 van het Wetboek van strafvordering staan regels over de te nemen beslissing van het beslagenomen voorwerp. De (hulp)officier van justitie die in kennis is gesteld van de kennisgeving van inbeslagname beslist over het voortduren van het beslag. Zo nodig pleegt de hulpofficier van justitie overleg met de officier van justitie, voordat hij een beslissing neemt.

Wanneer degene bij wie voorwerpen in beslaggenomen zijn schriftelijk afstand doet van de voorwerpen, kan de hulpofficier van justitie beslissen:

  • dat het voorwerp teruggegeven wordt aan degene die redelijkerwijs als rechthebbende kan worden aangemerkt;
  • gelasten dat het voorwerp ten behoeve van de rechthebbende in bewaring zal blijven, indien teruggave aan degene die redelijkerwijs als rechthebbende kan worden aangemerkt, nog niet mogelijk is
  • in geval degene bij wie het voorwerp is in beslag genomen verklaart dat het hem toebehoort, gelasten dat daarmee wordt gehandeld als ware het verbeurd verklaard of onttrokken aan het verkeer.

Wanneer er geen schriftelijk afstand wordt verklaard dan kan het openbaar ministerie alsnog besluiten tot teruggave aan de rechthebbende (of het bewaren totdat het mogelijk is om het voorwerp terug te geven aan de rechthebbende), zolang degene bij wie het voorwerp inbeslaggenomen is daar niet tegen beklaagt of als dat beklag ongegrond is verklaard.

Dwangmiddelen

Inbeslagneming is een dwangmiddel dat alleen bij een verdenking van een strafbaar feit toegepast kan worden ten behoeve van de opsporing van dat feit.

In artikel 95 van het Wetboek van strafvordering staat dat de opsporingsambtenaar die een verdachte staande houdt of aanhoudt, de voor in beslagneming vatbare voorwerpen die de verdachte met zich voert, in beslag kan nemen.

In artikel 96 van het Wetboek staat dat in geval van ontdekking op heterdaad van een strafbaar feit of in geval van een verdenking van een misdrijf waarop voorlopige hechtenis is toegestaan, de opsporingsambtenaar bevoegd is de daarvoor vatbare voorwerpen in beslag te nemen en daartoe elke plaats te betreden.

In artikel 96a staat dat in geval van een verdenking van een misdrijf waarop voorlopige hechtenis is toegestaan, kan de opsporingsambtenaar een persoon die redelijkerwijs moet worden vermoed houder te zijn van een voor inbeslagneming vatbaar voorwerp bevelen dat hij dit ter inbeslagneming zal uitleveren. Het bevel om het voorwerp uit te leveren mag niet worden gericht aan de verdachte. Geheimhouders kunnen zich verschonen.

In artikel 96b staat dat in geval van ontdekking op heterdaad van een strafbaar feit of in geval van een verdenking van een misdrijf waarop voorlopige hechtenis is toegestaan, de opsporingsambtenaar bevoegd is ter in beslagneming een vervoermiddel, met uitzondering van het woongedeelte zonder toestemming van de bewoner, te doorzoeken en zich daartoe de toegang tot het vervoermiddel te verschaffen. De opsporingsambtenaar kan de bestuurder vorderen het voertuig tot stilstand te brengen en/of het vervoermiddel naar een door hem aangewezen plaats over te brengen of door de bestuurder te laten overbrengen.

Bijzondere wetten

In artikel 1 van het Wetboek van strafvordering staat het strafvorderlijke legaliteitsbeginsel. Hierin staat dat strafvordering alleen plaats heeft op de wijze bij de wet voorzien. Dit betekend dat al het (negatieve en/of ingrijpende) overheidsoptreden moet berusten op een wettelijke grondslag.

De meeste strafvorderlijke regels staan in het wetboek van strafvordering. In enkele bijzondere wetten vinden we afwijkende regels. Die vinden wij bijvoorbeeld in de Wet op de economische delicten, de Wet wapens en munitie, de Opiumwet, Visserijwet 1963, de Algemene douanewet, de Oorlogswet voor Nederland etc.

Commune straf(proces)recht

In artikel 95 e.v. van het Wetboek van strafvordering staan regels over in beslagneming. Zo mag de opsporingsambtenaar die een verdachte staande houdt of aanhoudt de daarvoor vatbare voorwerpen in beslag nemen. Bij ontdekking op heterdaad of in geval van verdenking van een misdrijf waarop voorlopige hechtenis is toegestaan mag hij vervoermiddelen doorzoeken. In deze twee voorbeelden kunnen de bevoegdheden toegepast worden wanneer er een verdenking van een strafbaar feit is ontstaan.

Bijzonder strafrecht

In artikel 25 van de Wet op de economische delicten staat dat de bepalingen uit het Wetboek van strafvordering gelden voor zover er niet is afgeweken in de Wet op de economische delicten of de wetten en besluiten genoemd in de artikelen 1 en 1a van die wet.

In artikel 18 van de Wet op de economische delicten staat dat opsporingsambtenaren in het belang van de opsporing bevoegd tot inbeslagneming van daarvoor vatbare voorwerpen voor zover dat redelijkerwijs voor de vervulling van hun taak nodig is. Zij kunnen daartoe de uitlevering vorderen. Daarnaast wordt er niet gesproken over een verdachte. Deze bevoegdheid kan dus bij een ieder toegepast worden zolang de toepassing van die bevoegdheid noodzakelijk is voor de vervulling van de taak van de opsporingsambtenaar. Deze bevoegdheid mag aangewend worden wanneer er een aanwijzing is dat een economisch delict is begaan (meer informatie zie: Handhaving Wet op de economische delicten door BOA’s domein I).

In artikel 62 van de Visserijwet 1963 staat dat ook buiten het geval van ontdekking op heterdaad opsporingsambtenaren bevoegd zijn om de voor de inbeslagneming vatbare voorwerpen op elke plaats in beslag nemen. Zij kunnen de uitlevering ook vorderen.

Voorbeelden

  1. Tijdens de surveillance ziet een opsporingsambtenaar dat een persoon op een scooter rijdt en vuurwerk afsteekt (buiten de toegestane tijden). De opsporingsambtenaar kan de persoon staande houden en de scooter doorzoeken. Tijdens het doorzoeken van de scooter treft de opsporingsambtenaar nog meer vuurwerk aan. De opsporingsambtenaar kan het vuurwerk in beslag nemen.
  2. Tijdens de surveillance hoort een opsporingsambtenaar een harde knal om de hoek. Als de opsporingsambtenaar om de hoek loopt om te kijken waar de knal vandaan kwam ziet hij een persoon staan. Bij het zien van de opsporingsambtenaar rent die persoon gauw naar zijn scooter en rijdt weg. Het lukt de opsporingsambtenaar om de persoon iets verder staande te houden. De opsporingsambtenaar vordert de uitlevering van vuurwerk maar de persoon verklaart niks bij zich te hebben. De opsporingsambtenaar besluit om de buddyseat van de scooter te onderzoeken. Tijdens het onderzoeken treft de opsporingsambtenaar vuurwerk aan. De opsporingsambtenaar kan dit vuurwerk in beslag nemen.
  3. Tijdens de surveillance ziet de opsporingsambtenaar een flits en hoort een harde vuurwerkknal. Hij heeft niet gezien wie het vuurwerk afgestoken heeft maar ziet wel een persoon weg rennen. Het lukt hem om die persoon staande te houden. Hij besluit om de door die persoon mee gevoerde zaken te onderzoeken. In de tas van die persoon treft hij vuurwerk aan. De opsporingsambtenaar kan het vuurwerk in beslag nemen.
  4. Een opsporingsambtenaar ziet dat aan de andere kant van het kanaal een persoon een fuik uit het water licht. De opsporingsambtenaar ziet dat de persoon de fuik in de kofferbak van een auto legt en vervolgens weg rijdt. Het lukt de opsporingsambtenaar om het kenteken te noteren. Na een zoektocht lukt het de opsporingsambtenaar niet om de auto te vinden. De opsporingsambtenaar besluit om bij het adres van de kentekenhouder in de schuur te kijken. In de schuur treft de opsporingsambtenaar een natte fuik aan. De opsporingsambtenaar kan de fuik in beslag nemen.

Bij voorbeeld 1 constateert de opsporingsambtenaar op heterdaad een strafbaar feit. Wanneer hij op heterdaad een strafbaar feit ontdekt mag hij het vervoermiddel doorzoeken.

Bij voorbeeld 2 hoort de opsporingsambtenaar een knal en ziet iemand weg rennen. Hoewel hij geen feiten of omstandigheden heeft om iemand als verdachte aan te wijzen heeft hij wel een aanwijzing dat een economisch delict is begaan (buiten de toegestane tijden vuurwerk afsteken) en kan hij de bevoegdheden uit de Wet op de economische delicten toepassen. Hij heeft de bevoegdheid om de uitlevering te vorderen en de lading van een vervoermiddel te onderzoeken.

Bij voorbeeld 3 is er sprake van een zelfde situatie als voorbeeld 2. Het enige verschil is dat de persoon rennend er vandoor gaat in plaats van met een vervoermiddel. De Wet op de economische delicten geeft de opsporingsambtenaar de bevoegdheid om zaken die iemand vervoert te onderzoeken.

Bij voorbeeld 4 is er sprake van strafbaar feit maar de opsporingsambtenaar kan de persoon niet staande houden. Hoewel er geen sprake is van een heterdaad situatie kan de opsporingsambtenaar ook buiten heterdaad de fuik in beslag te nemen. Volgens artikel 62 van de Visserijwet 1963 mag de opsporingsambtenaar namelijk ook buiten heterdaad voorwerpen in beslagnemen.

Ontdekken nieuwe strafbare feiten

Wanneer tijdens een rechtmatige onderzoeking of doorzoeking andere strafbare feiten geconstateerd worden dan mag de opsporingsambtenaar hiervoor proces-verbaal voor opmaken. Bijvoorbeeld:

  • Tijdens een rechtmatige doorzoeking van een auto worden inbrekerswerktuigen aangetroffen. De inbrekerswerktuigen kunnen in beslaggenomen worden.
  • Tijdens het onderzoeken van de zaken die een persoon vervoert wordt er alcoholhoudende drank aangetroffen terwijl die persoon minderjarig is. De alcoholhoudende drank kan in beslag genomen worden.