Home » Knowledge Base » Reactie op rapport ‘Geweldsmonopolie onder vuur’ van de Wetenschappelijke Adviesraad Politie

Reactie op rapport ‘Geweldsmonopolie onder vuur’ van de Wetenschappelijke Adviesraad Politie

Door: Luca van Antwerpen, 16 december 2024

Op 1 september 2023 heeft de korpschef besloten om een wetenschappelijke adviesraad voor de politie in te stellen. De adviesraad is onafhankelijk en adviseert de korpsleiding gevraagd en ongevraagd over de functie en het functioneren van de politie. De eerste publicatie van de adviesraad is het rapport ‘Geweldsmonopolie onder vuur‘, dat gaat over geweldsmiddelen en BOA’s. Ter bevordering van het debat over de uitrusting en bewapening van BOA’s heb ik in deze blog commentaar gegeven op het rapport.

Op 1 oktober 2024 heeft de adviesraad haar eerste rapport [1] gedeeld, waarin zij de korpschef adviseert om een duidelijk onderscheid te maken tussen geweldsmiddelen en beschermingsmiddelen.

Zoals veel politici en ambtenaren die ergens iets van vinden, zal ik beginnen met: ‘Ik heb het rapport met interesse gelezen‘. Het rapport bevat passages waar ik het wel en niet mee eens ben. Maar het is belangrijk om lessen uit het rapport te trekken.

Er wordt onvoldoende geregistreerd door handhavers
Wetenschappers doen onderzoek dat moet voldoen aan de wetenschappelijke criteria. Zo moeten de gepresenteerde resultaten controleerbaar en feitelijk zijn. In het rapport wordt veel verwezen naar literatuur, wat duidelijk maakt waarop de ingenomen standpunten zijn gebaseerd. Ook wordt er gerefereerd naar cijfers, bijvoorbeeld naar geregistreerde geweldsincidenten.

In het rapport trokken twee passages mijn aandacht:

“De cijfers zeggen tegelijkertijd weinig over de door boa’s ervaren onveiligheid of mogelijke andere redenen te pleiten voor extra middelen”

“Voor gemeentelijke handhavers is moeilijk vast te stellen hoe vaak zij met geweld worden geconfronteerd”

Hiermee maken de onderzoekers duidelijk dat er weinig informatie is over bijvoorbeeld hoe vaak gemeentelijke handhavers geconfronteerd worden met geweld. Aan de hand van diverse ervaringen van andere collega’s en gebeurtenissen die ik zelf meegemaakt heb, weet ik zeker dat handhavers wel degelijk geconfronteerd worden met geweld. Maar niet alles wordt geregistreerd.

Ik durf te stellen dat veel situaties waarbij er sprake was van intimidatie, agressie en/of ernstige bedreigingen niet geregistreerd werden. Die registraties kunnen echter wel van toegevoegde waarde zijn, bijvoorbeeld bij een aanvraag voor het uitrusten van boa’s met een wapenstok.

Mijn advies aan alle handhavers is om altijd een registratie op te maken als er sprake is van intimidatie, agressie of een andere situatie waardoor je je niet veilig voelt. Benoem dan ook wat het gevolg was, bijvoorbeeld dat je besloot om niet op te treden tegen een bepaalde overtreding.

Er moet meer getraind worden

Naast heldere regelgeving zal training hier een belangrijke rol spelen.

Voor de politie is wettelijk vastgelegd hoeveel uur per jaar zij moeten trainen, voor boa’s niet. De enige uitzondering is voor boa’s die werkzaam zijn in domein 1 (openbare ruimte); voor hen gelden er ervaringseisen voordat een geweldsmiddel toegekend kan worden. Ik zou ervoor willen pleiten dat ook voor boa’s een minimale hoeveelheid trainingsuren wettelijk vastgelegd wordt.

Hoewel er gemeenten zijn die hun BOA’s goed trainen, zijn er ook gemeenten waar de training beperkt is tot het behalen van het RTGB-examen. Ik ben van mening dat deze minimale trainingsuren een negatieve invloed heeft op de kwaliteit van de geweldsaanwending door BOA’s.

Hou vast aan het noodzaakscriterium en toets aan de criteria

“Houd vast aan een strikte interpretatie van het noodzaakcriterium waar het gaat om het toekennen van geweldsmiddelen.”

Ik zou dit advies willen uitbreiden dat er niet alleen vast gehouden wordt aan een strikte interpretatie van het noodzaakcriterium met betrekking tot de toekenning van geweldsmiddelen, maar met alle aanvragen voor de toekenning van opsporingsbevoegdheden en/of politiebevoegdheden.

Ik wil daarbij opmerken dat de politie een adviseur is voor het bevoegd gezag. De politie moet een advies geven over de in de beleidsregels vastgestelde criteria. Het is niet de bedoeling dat in het advies er getoetst wordt aan criteria die niet in de beleidsregels vermeld staan.

Advies over hoe de politie de regering kan adviseren
Verder wordt de politie geadviseerd om een onderscheid te maken in geweldsmiddelen en beschermingsmiddelen. Echter, de politie bepaalt niet over wijzigingen in het boa-beleid, dat is een bevoegdheid van de regering. De politie kan de regering wel adviseren over dergelijke beleidswijzigingen.

Er wordt dus een advies gegeven aan de politie; maar eigenlijk wordt de politie geadviseerd hoe zij de regering zou kunnen adviseren.

Denk goed na over de consequenties van een stelsel met beschermings- en geweldsmiddelen
In het rapport wordt geadviseerd dat er een onderscheid moet komen tussen beschermingsmiddelen en geweldsmiddelen. Er wordt benoemd dat sommige middelen zowel als beschermingsmiddel als geweldsmiddel gebruikt kunnen worden. De vraag wordt hardop gesteld hoe voorkomen moet worden dat er oneigenlijk gebruik gemaakt gaat worden van beschermingsmiddelen.

Voorts wordt er geadviseerd dat een andere instantie dan de politie belast zou moeten worden met een formele rol bij het toekennen en het toezicht op het gebruik van beschermingsmiddelen.

Ik denk dat het onverstandig zou zijn om een andere instantie dan de politie aan te wijzen. Dit zou de onduidelijkheid over het gebruik van middelen vergroten. Zelfs in het geval waarbij een beschermingsmiddel gebruikt wordt ten behoeve van zelfverdediging; dan is er nog steeds sprake van een geweldsaanwending.

De politie is bij uitstek geschikt om te beoordelen of een geweldsaanwending met een beschermingsmiddel zou voldoen aan de daarvoor gestelde eisen (bijvoorbeeld de eisen van proportionaliteit en subsidiariteit).

Daarnaast zou het dragen van beschermingsmiddelen boa’s in de verlegenheid kunnen brengen, om die middelen als geweldsmiddel te gebruiken. Als voorbeeld van handelsverlegenheid gebruik ik handboeien. Het dragen van handboeien is niet wettelijk verboden. Maar onbevoegde boa’s mogen geen handboeien dragen, dat wordt gezien als passief gebruik. Volgens de beleidsregels zou de desbetreffende boa in de verlegenheid kunnen komen om de handboeien alsnog actief te gebruiken.

Diezelfde handelsverlegenheid zou kunnen plaatsvinden met beschermingsmiddelen. De boa die uitgerust is met beschermingsmiddelen, zou de middelen ook als geweldsmiddel kunnen gebruiken (daarmee bedoel ik dat het beschermingsmiddel aangewend wordt ten behoeve van de uitoefening van de politietaak).

In sommige situaties zal niet altijd duidelijk zijn of een middel gebruikt is ten behoeve van zelfverdediging (en dus als beschermingsmiddel) of de politietaak (en dus als geweldsmiddel). Die onduidelijkheid kan ervoor zorgen dat geweldsaanwendingen niet of onjuist geregistreerd worden. Het rapport zwijgt ook over hoe dergelijke geweldsaanwendingen geregistreerd moeten worden. Dit zou betekenen dat het nog onoverzichtelijker wordt om te controleren hoe vaak boa’s geweld aanwenden.

Examinering
In het rapport wordt geadviseerd dat de politie geen formele rol zal hebben bij de toekenning en het toezicht op het gebruik van beschermingsmiddelen. Dat zou ook moeten gelden voor de daarmee verbonden specifieke training die gericht is op ‘verdediging’ en niet ‘aanval’.

De vraag die bij me opkomt, is of en zo ja wie de vaardigheden van de BOA’s gaat examineren. Wordt dat ook de andere instantie of blijft dat de politieacademie?

De gemeente Amsterdam

“Het grote aantal incidenten in Amsterdam kan worden verklaard doordat – in afwijking van andere gemeenten – bij de instructie van de gemeentelijke handhavers minder aandacht werd besteed aan de-escalerend optreden”

Tot slot wil ik nog iets kwijt over deze opmerking over de handhavers van de gemeente Amsterdam. Ik vind dat de handhavers van Amsterdam tekort worden gedaan door alleen deze opmerking te maken. Een andere verklaring zou kunnen zijn dat handhavers in de hoofdstad veel vaker geconfronteerd worden met (fysiek) geweld, waardoor de inzet van de wapenstok daadwerkelijk noodzakelijk was.


[1] Wetenschappelijke Adviesraad Politie. (1 oktober 2024). Geweldsmonopolie onder vuur. Het geweldsmonopolie onder vuur (wetenschappelijkeadviesraadpolitie.nl)