Home » Knowledge Base » Wet geweldsaanwending opsporingsambtenaar

Wet geweldsaanwending opsporingsambtenaar

Luca van Antwerpen – 17-04-2022

Binnenkort wordt het Wetboek van strafrecht en de ambtsinstructie gewijzigd. Er wordt een nieuwe strafbepaling en strafuitsluitingsgrond voor opsporingsambtenaren ingevoerd. Daarnaast zal naar verwachting de tweede tranche van de ambtsinstructie gelijktijdig in werking treden. In deze blog bespreek ik kort de wijzigingen die relevant zijn voor de BOA.

De verwachte inwerkingtreding van de nieuwe wet is 1 juli 2022. De officiële naam van de wet is:

“Wet van 12 mei 2021 tot wijziging van het Wetboek van Strafrecht in verband met het opnemen van een specifieke strafuitsluitingsgrond voor opsporingsambtenaren die geweld hebben gebruikt in de rechtmatige uitoefening van hun taak en een strafbaarstelling van schending van de geweldsinstructie en wijziging van het Wetboek van Strafvordering in verband met het opnemen van een grondslag voor het doen van strafrechtelijk onderzoek naar geweldgebruik door opsporingsambtenaren (geweldsaanwending opsporingsambtenaar)”

Voor het gemak noem ik het de Wet geweldsaanwending opsporingsambtenaar.

In de preambule of considerans van de wet wordt geschetst wat de aanleiding en het doel van de wet is. In de preambule van de Wet geweldsaanwending opsporingsambtenaar staat dat in verband met de ernst van geweldgebruik door ambtenaren in de uitoefening van hun taak het wenselijk is te voorzien in een specifiek kader voor strafrechtelijk onderzoek naar de rechtmatigheid van het handelen en een specifieke strafbaarstelling en strafuitsluitingsgrond.

Wat gaat er veranderen?

Bij invoering van de Wet geweldsaanwending opsporingsambtenaar zullen twee nieuwe bepalingen in het Wetboek van strafrecht en een nieuwe titel in het wetboek van strafvordering toegevoegd worden. In de kern gaat het om:

  • De inwerkingtreding van een specifieke strafuitsluitingsgrond opgenomen voor opsporingsambtenaren die geweld hebben toegepast in de rechtmatige uitoefening van hun taak en daarbij hebben gehandeld overeenkomstig de Ambtsinstructie;
  • De inwerkingtreding van een strafbaarstelling, indien de geweldsinstructie wordt overtreden;
  • De inwerkingtreding van een kader, waarin met toepassing van opsporingsbevoegdheden onderzoek kan worden gedaan naar gebruik van geweld door een opsporingsambtenaar, zonder dat de betrokken opsporingsambtenaar als verdachte van een strafbaar feit hoeft te zijn aangemerkt.

Het wetsvoorstel probeert recht te doen aan zowel de belangen van de opsporingsambtenaar als aan het belang van de samenleving dat goed wordt onderzocht wat de toedracht is geweest van de toepassing van overheidsgeweld en of hierbij overeenkomstig de daarvoor geldende regels is gehandeld.

Wijzigingen Wetboek van strafrecht

  • Artikel 42 van het Wetboek van strafrecht wordt tweeledig. Het huidige voorschrift geeft een rechtvaardigingsgrond dat degene die een feit begaat ter uitvoering van een wettelijk voorschrift niet strafbaar is. Bij de invoering van de Wet geweldsaanwending opsporingsambtenaar wordt toegevoegd dat de opsporingsambtenaar die in de rechtmatige uitoefening van zijn taak en in overeenstemming met zijn geweldsinstructie geweld heeft gebruikt niet strafbaar is.
  • Artikel 90novies wordt toegevoegd aan het Wetboek van strafrecht. In dit artikel wordt aangegeven wat wordt verstaan onder de geweldsinstructie. Daaronder wordt verstaan de bij of krachtens de Politiewet 2012 en de Wet op de bijzondere opsporingsdiensten gegeven algemeen verbindende voorschriften die tot de ambtenaar gerichte instructies bevatten omtrent het gebruik van geweld.
  • Artikel 372 wordt toegevoegd aan het Wetboek van strafrecht. In dit artikel wordt een nieuwe strafbepaling toegevoegd. In deze nieuwe strafbepaling wordt bepaald dat de ambtenaar die geweld heeft gebruikt en aan wiens schuld is te wijten dat hij de geweldsinstructie schendt, gestraft wordt:
  1. met gevangenisstraf van ten hoogste een jaar of geldboete van de vierde categorie, indien het feit enig lichamelijk letsel ten gevolge heeft;
  2. met gevangenisstraf van ten hoogste twee jaren of geldboete van de vierde categorie, indien het feit zwaar lichamelijk letsel ten gevolge heeft;
  3. met gevangenisstraf van ten hoogste drie jaren of geldboete van de vierde categorie, indien het feit de dood ten gevolge heeft.

Wijzigingen Wetboek van strafvordering

De nieuwe strafbepaling (schenden geweldsinstructie) wordt toegevoegd in artikel 67, eerste lid, onderdeel b van het Wetboek van strafvordering. Dat betekent dat een ambtenaar die de nieuwe strafbepaling geschonden heeft in voorlopige hechtenis genomen kan worden.

Daarnaast wordt er een nieuwe titel: “titel IIIA onderzoek naar gebruik van geweld door ambtenaren” toegevoegd. In deze nieuwe titel wordt bepaald dat als een ambtenaar geweld heeft gebruikt, de officier van justitie kan bevelen dat een feitenonderzoek wordt ingesteld. Dat feitenonderzoek is gericht op de beoordeling of het geweld is gebruikt overeenkomstig de geweldsinstructie. Tijdens dit feitenonderzoek heeft de ambtenaar dezelfde rechten als een verdachte.

Daarnaast kunnen opsporingsbevoegdheden aangewend worden, zonder dat de ambtenaar als verdachte is aangewezen. De opsporingsbevoegdheden mogen alleen onder drie voorwaarden aangewend worden:

  • het geweldgebruik, bedoeld in artikel 511a, eerste lid, lichamelijk letsel tot gevolg heeft gehad;
  • de uitoefening van de desbetreffende bevoegdheid in redelijke verhouding staat tot de aard van het geweldgebruik ter beoordeling waarvan het feitenonderzoek is ingesteld;
  • het vergaren van gegevens voor het feitenonderzoek door uitoefening van de desbetreffende bevoegdheid niet op een andere, minder ingrijpende wijze mogelijk is.

Na het feitenonderzoek beslist de officier van justitie welke vervolgbeslissing wordt genomen. Bij de vervolgingsbeslissing moet de officier van justitie beslissen of het nieuwe feit (art. 372 WvSr) ten laste wordt gelegd of een ander misdrijf.

Culpoos delict

De Nederlandse orde van Advocaten en de afdeling van de Raad van State merkten op dat de strafrechtelijke aansprakelijkheid van opsporingsambtenaren uitgebreid wordt met het nieuwe strafbare feit. Bij het nieuwe strafbare feit is er sprake van een zogenaamd “culpoos” delict: “aan wiens schuld te wijten is dat (…)”. In het verleden werden opsporingsambtenaren vervolgd voor feiten als mishandeling of doodslag. Bij die (doleuze) delicten moet er sprake zijn van een opzettelijk handelen. Het culpoos schenden van de geweldsinstructie door een opsporingsambtenaar is de kern van het nieuwe strafbare feit. Volgens het lex certa beginsel dient een strafbepaling zo precies mogelijk te zijn geformuleerd. Voor een ieder moet zo veel mogelijk duidelijk zijn welke concrete handelingen (of het nalaten daarvan) tot straffen kunnen leiden.

De ambtsinstructie bevat enkele precieze voorschriften over het gebruik van een aantal geweldsmiddelen (zoals vuurwapens, pepperspray en de politiehond). Voor de overige geweldsmiddelen gelden geen precieze voorschriften, waardoor er teruggevallen moet worden op de (in artikel 7 van de Politiewet 2012) opgenomen algemene beginselen van proportionaliteit en subsidiariteit. Deze algemene beginselen geven geen duidelijke voorschriften over het gebruik van die overige geweldsmiddelen. De afdeling advisering van de Raad van State heeft daarom geadviseerd om voor de overige geweldsmiddelen precieze voorschriften te stellen.

Aanpassingen ambtsinstructie

Bij besluit van 26 januari 2021 zijn enkele wijzigingen van de ambtsinstructie vastgesteld. De beoogde inwerkingtreding van het besluit is 1 juli 2022. De huidige Ambtsinstructie is in 1994 in werking getreden en nadien diverse malen op onderdelen aangepast, maar nooit in zijn geheel herzien ten aanzien van de voorschriften over het gebruik van geweld. Dit wordt al enige tijd wenselijk geacht, onder meer naar aanleiding van nieuwe ontwikkelingen in wetgeving, de praktijk en naar aanleiding van enkele rapporten. 

Aansluitend op het advies van de afdeling advisering van de Raad van State wordt de ambtsinstructie aangepast. Volgens de Minister behoeft de Ambtsinstructie aanpassing op de volgende onderwerpen:

  1. actualiseren en verduidelijken van de criteria voor het gebruik van vuurwapens;
  2. vervallen van de regels met betrekking tot het meevoeren van automatische vuurwapens en het meevoeren van lange afstandsprecisievuurwapens;
  3. actualiseren van de criteria voor het gebruik van wapens met niet-penetrerende projectielen; 
  4. actualiseren van de criteria voor het gebruik van pepperspray;
  5. opnemen van criteria voor het gebruik van stroomstootwapens; 
  6. opnemen van criteria voor het gebruik van de wapenstok: 
  7. actualiseren van criteria voor de inzet van de surveillancehond en de AOT-hond als geweldmiddel;
  8. actualiseren van de criteria voor het gebruik van handboeien;
  9. opnemen van criteria voor het gebruik van een blinddoek en handboeien ten behoeve van een aanhouding alsmede het gebruik van bepaalde vrijheidsbeperkende middelen jegens ingeslotenen;
  10. opnemen van een bevoegdheid tot het met geweld afwenden van gevaar voor eigen of andermans veiligheid, de zogenoemde afweerbevoegdheid;
  11. verduidelijken en zo bepaald mogelijk formuleren van regels die een geweldsinstructie bevatten.

Handboeien en mondafscherming

De handboeien mogen niet alleen ten behoeve van het vervoer aangebracht worden, maar ook ten behoeve van een verplaatsing. Onder ‘ten behoeve van vervoer of verplaatsing’ valt niet alleen het vervoer en de verplaatsing zelf, maar ook de periode direct daaraan voorafgaand waarin een persoon gereed wordt gemaakt voor het vervoer of de verplaatsing. Bijvoorbeeld wanneer een ingeslotene wordt opgehaald uit diens cel om naar een vervoermiddel te worden gebracht. Bij verplaatsing is sprake van het overbrengen van een persoon binnen eenzelfde locatie, waarbij geen vervoermiddel wordt gebruikt. Een opsporingsambtenaar kan een persoon die rechtens van zijn vrijheid is beroofd, ten behoeve van het vervoer of een verplaatsing mondafscherming aanbrengen, indien uit feiten of omstandigheden blijkt dat die maatregel nodig is voor de veiligheid van de opsporingsambtenaar of van derden.

De bovengenoemde maatregelen zijn overeenkomstig van toepassing op een persoon die ten behoeve van de hulpverlening op het politiebureau wordt of is ondergebracht. Wanneer een van de bovengenoemde maatregelen wordt genomen wordt dit onverwijld schriftelijk aan de hulpofficier van justitie gemeld, onder vermelding van de redenen die tot het gebruik van het middel hebben geleid.

Wapenstok

In verband met het advies van de afdeling advisering van de Raad van State worden er regels met betrekking tot het gebruik van de wapenstok gesteld. Het gebruik van de wapenstok is slechts geoorloofd:

  • om een persoon aan te houden ten aanzien van wie redelijkerwijs mag worden aangenomen dat hij een voor onmiddellijk gebruik gereed zijnd wapen bij zich heeft en dit tegen een persoon zal gebruiken of aanstonds ander geweld tegen personen zal gebruiken;
  • om een persoon aan te houden die zich aan aanhouding, voorgeleiding of andere rechtmatige vrijheidsbeneming tracht te onttrekken of heeft onttrokken;
  • om een persoon op afstand te houden die een ambtenaar in diens taakuitoefening belemmert of die geen gehoor geeft aan een bevoegd gegeven bevel of vordering;
  • ter verspreiding van samenscholingen of volksmenigten die een onmiddellijke bedreiging vormen voor de openbare orde;
  • om direct gevaar voor het leven van personen of voor het ontstaan van zwaar lichamelijk letsel af te wenden.

Pepperspray

Bij de nieuwe ambtsinstructie wordt een nieuwe grond voor het gebruik van pepperspray toegevoegd. De situaties waarbij het gebruik van pepperspray niet is geoorloofd worden geschrapt. De instructie met betrekking tot het toepassen van pepperspray wordt ook geschrapt. Het gebruik van pepperspray is slechts geoorloofd:

  • om een persoon aan te houden ten aanzien van wie redelijkerwijs mag worden aangenomen dat hij een voor onmiddellijk gebruik gereed zijnd wapen bij zich heeft en dit tegen een persoon zal gebruiken of aanstonds ander geweld tegen personen zal gebruiken;
  • om een persoon aan te houden die zich aan aanhouding, voorgeleiding of andere rechtmatige vrijheidsbeneming tracht te onttrekken of heeft onttrokken;
  • ter verdediging tegen of voor het onder controle brengen van agressieve dieren;
  • om direct gevaar voor het leven van personen of voor het ontstaan van zwaar lichamelijk letsel af te wenden.

Het schrappen van de beperkingen betekend niet dat het toegestaan is om bijvoorbeeld pepperspray te gebruiken tegen een persoon met een ademhalingsstoornis. De Ambtsinstructie regelt de ondergrens voor het gebruik van geweldmiddelen. Indien het gebruik van geweld is geboden, dient de ambtenaar bovenop de in de Ambtsinstructie vastgelegde ondergrens te overwegen of het gebruik van een geweldmiddel in een concreet geval proportioneel en subsidiair is. Er zijn situaties denkbaar waarbij het gebruik van pepperspray niet proportioneel of subsidiair is. Door het schrappen van de beperkingen wordt de opsporingsambtenaar gedwongen om in alle gevallen te beoordelen of het gebruik van pepperspray proportioneel en subsidiair is.